Haar-zaken
Respondent Beth Leibson deelt een persoonlijk verhaal over de transformatie die het haar door de chemo kan ondergaan
Ik ben de kleine vrouw met de bril en de bruine krullen. Zo beschrijf ik mezelf altijd, en soms voeg ik er de kleur van mijn bloes of jasje aan toe. Mensen konden me altijd vinden als we elkaar voor het eerst ontmoetten, dus ik denk wel dat de beschrijving accuraat was.
Mensen wisten ook altijd dat ik joods ben. Dat heb ik altijd aan mijn haar toegeschreven (ik categoriseerde het zelf als Ashkenazi-joods haar), maar nu ik erbij stilsta - het zou ook door mijn lange neus kunnen komen, wat ook een traditioneel joods attribuut is. Iedereen veronderstelde dat ik de zus van mijn nicht was, gewoon omdat we dezelfde lange bruine krullen hadden. Mijn haar was mijn etniciteit, mijn familie, mijn identiteit - en mijn mooiste esthetische kenmerk. Ik heb mezelf nooit bijzonder aantrekkelijk gevonden, maar ik heb mijn haar wel altijd geweldig gevonden.
Toen kreeg ik kanker. En chemotherapie. En ik verloor elke lok op mijn hoofd en mijn lichaam, alles behalve één eenzame wimper. Uiteindelijk is chemotherapie bedoeld om snelgroeiende cellen aan te pakken, en helaas vallen naast kankercellen ook haarfollikels daaronder.
De troostprijs was het begrip 'chemokrul'. Natuurlijk, je weet maar nooit, misschien zou mijn haar nog krulliger terugkomen? En misschien zelfs dikker? Zo spannend! Ik probeerde me te focussen op de mogelijkheden van een toekomst met nog meer krullen en probeerde weg te kijken (en te denken) van de kaalheid van dat moment.
Mijn chemo was afgelopen en mijn haar begon terug te groeien. Eerst zag ik eruit alsof ik net uit het leger was ontslagen, toen groeide er steeds meer terug. Maandenlang zag ik ertegenop om het te knippen of zelfs bij te trimmen. Uiteindelijk was het toch mijn haar. Er gebeurde iets natuurlijks op mijn hoofd. Ik deed alles wat ik kon om er niet aan te trekken, zoals bij de Chrissy-poppen van lang geleden.
Mijn haar kwam rechter terug, en niet krulleriger. Maar misschien, hoopte ik, kwam dat omdat het langer moest groeien dan vroeger. Het gewicht van de lange lokken trok het strak, waardoor het recht werd. Trouwens, dit was mijn 'eerste haar', mijn post-chemobabyhaar. Zodra dat eruit was gegroeid en geknipt was, vertelde men mij, zou ik mijn 'echte' permanente haar krijgen.
Het was natuurlijk riskant om te voorspellen hoe dat eruit zou zien. Wat als het, in het ergste geval, nog rechter zou worden? Ik zou voor de rest van mijn leven vol verbazing in de spiegel kijken. Mijn oplossing: uit de buurt blijven van kapsalons. Als ik er niet in de buurt zou komen, zou mijn haar niet veranderen.
Maar weet je, 'chemokrullen' is eigenlijk een slechte naam. Het wil eigenlijk zeggen dat het haar dat na de chemotherapie terugkomt, meestal anders is dan het haar dat je voordien had. Recht haar gaat krullen en (slik) af en toe, heel af en toe, komen krullen terug als recht haar.
Veel te lang hield ik mijn zijdezachte lokken verborgen door ze in een knot of recht naar achter in een paardenstaart te binden.
Uiteindelijk maakte ik een afspraak voor een kappersbeurt. Ik ging de salon binnen, mijn haar werd gewassen, ik ging in de stoel zitten en zette mijn bril af. Met mijn bril op de balie had de kapper een chimpansee kunnen zijn of een giraf met armen en ik had het niet geweten tot het allemaal voorbij was. Behalve dan dat haar kennis van het Engels uitstekend was en ze een plaatselijk accent had. Om de een of andere reden stel ik me dieren uit de dierentuin nooit voor met een regionaal accent. Ik beantwoordde de ongemakkelijke vraag: hoe lang is het geleden dat uw haar nog een knipbeurt kreeg? En ik hoorde de onvermijdelijke waarschuwing: de puntjes van je haar zijn dood. Ik zal 5 à 7 cm eraf moeten knippen.
OK. Korter haar betekent minder gewicht. De krullen die nu in winterslaap zijn, zullen nu weer verschijnen. Er is altijd een sprankje hoop - en misschien sprankelen de krullen ook wel.
'Wat vindt u ervan?' zei ze ongeveer een half uur later.
'Geen idee', zei ik, terwijl ik naar mijn bril tastte. Natuurlijk kon ik die niet zien zonder dat ik mijn bril op had, en dus gaf de kapster hem mij snel om haar scharen, kammen en andere spullen tegen mijn rondtasten te beschermen. Ik zette mijn bril op en keek in de spiegel.
'Oh.'
Pauze.
'Ik bedoel: het ziet er fantastisch uit. U hebt uitstekend werk geleverd. Ik vind de pony echt mooi.'
Ik was helemaal van de kaart. Ik keek naar beneden, naar de rest van mijn lichaam. Was het ook veranderd? Was ik groter en slanker en droeg ik misschien een saffieren halsketting? Nou ja, je mag altijd dromen.
Mijn lichaam was niet veranderd, maar op mijn hoofd had er een soort buitenaardse transformatie plaatsgevonden. Mijn haar was sluik, zacht, zijdeachtig en hing recht naar beneden. Geen poef, niet eens veel volume. Ik keek naar mijn handen en dan weer in de spiegel. Haren nog steeds recht. Wassen, afspoelen, herhalen.
Plots zie ik er niet meer joods uit, ik lijk niet meer op mijn nicht, ik lijk niet eens meer op mezelf. Ik bedoel: de persoon in de spiegel ziet er wel schattig uit, en ik vind die pony echt prachtig, maar wie is dat?
Ik denk niet dat ik nog een woord zei toen ik mijn betaalkaart uit mijn portemonnee haalde en het betaalbewijs tekende. Toen ik naar huis ging, bleef die vrouw voor me opduiken elke keer dat ik in de weerspiegeling van een winkelruit keek. Ik stopte voor een snelle boodschap, om wat tandpasta te kopen. Maar kruidenierswinkels verkopen ook spiegels. In mijn ooghoek zag ik de dame met het rechte haar weer. Was ze mij aan het stalken?
Recht haar is zo direct, zo helder. Eerlijk en recht voor de raap, net als het woord zelf. Wij praten over op het rechte spoor blijven, recht op het doel afgaan, recht naar bed gaan en misverstanden rechtzetten. Recht is zo wetsgetrouw en, wel ja, rechtlijnig; het doet niet aan drugs, alcohol, ongepaste seks of criminele activiteiten.
De volgende morgen werd ik wakker. Ik zette mijn bril op, en daar was ze weer: mevrouw Recht Haar. Maar ze had mijn hoofdvorm, de wallen onder mijn ogen, de rimpels op mijn voorhoofd. Ik keek weg en keek terug. Ze was er nog steeds, inclusief wallen en rimpels.
Het beetje krul dat nog in mijn haar zit, piekt nu uit die pony op mistige of vochtige dagen. En ik weet niet eens wat ik daaraan zou doen. Wil ik het recht krijgen, en hoe? Of wil ik het aanmoedigen, in de hoop dat die enkele lokken wat reclame gaan maken bij hun maatjes en meer krullen zullen aanmoedigen?
Maar toch, hoe langer het duurt, hoe meer ik het gevoel heb dat het op de een of andere manier went. Een nieuwe look voor een nieuw leven. Bovendien vind ik die pony echt leuk.
Beth Leibson woont en schrijft in New York City. Ze is de auteur van I'm Too Young to Have Breast Cancer! (Ik ben te jong voor borstkanker! 2004) en The Cancer Survivor Handbook (Het handboek voor wie kanker overwon, 2014).